Let op voor fraude bij deeltijdse arbeid

Het regeerakkoord Di Rupo I van december 2011 bevat een gedetailleerd pakket maatregelen ter bestrijding van de sociale fraude. De Programmawet (I) van 29 maart 2012 geeft hieraan gevolg en verduidelijkt de openbaarheidsvereisten of publiciteitsverplichtingen van werkgevers bij deeltijdse arbeid. Het vermoeden van voltijdse arbeid geldt voortaan als het werkrooster niet werd aangeplakt én wanneer de afwijkingen op het werkrooster niet zijn geregistreerd.

Kortere tijd dan normale arbeidsduur

Deeltijdse arbeid is arbeid die vrijwillig en regelmatig in de onderneming wordt verricht gedurende een kortere tijd dan de normale arbeidsduur. Een arbeidsovereenkomst voor deeltijdse arbeid moet schriftelijk worden vastgelegd, ten laatste op het ogenblik waarop de werknemer de uitvoering van deze overeenkomst start. In deze arbeidsovereenkomst moeten de halftijdse arbeidsregeling (duur en werkdagen) en het afgesproken werkrooster (werkperiodes per dag) worden vermeld. In principe kan de duur van de prestaties van een werknemer in deeltijdse arbeid niet minder zijn dan 33%.

Publiciteitsverplichtingen

De werkgever moet ook twee “publiciteitsverplichtingen” naleven.
Ten eerste moet hij de werkroosters van de deeltijdse werknemers openbaar maken op de plaats waar het arbeidsreglement kan worden geraadpleegd zodat de sociale inspectie ze kan inkijken. Die openbaarmaking gebeurt via een afschrift van de arbeidsovereenkomst of een uittreksel daarvan want alle bestaande werkroosters van deeltijdse werknemers moeten in het arbeidsreglement worden opgenomen. Als deze werkroosters niet worden openbaar gemaakt, gaat men ervan uit (wettelijk vermoeden) dat ze hebben gewerkt volgens het rooster van een voltijdse werknemer.

Ten tweede moet de werkgever afwijkingen op het normale werk(uur)rooster registreren anders worden de werknemers vermoed te werken volgens het normale werkrooster. Die registratieverplichting houdt in dat de werkgever in een controledocument of afwijkingsregister moet opnemen: de naam van de werknemer; de datum; het beginuur en het einduur van het werk als de prestaties beginnen na of eindigen vóór het uur voorzien in het werkrooster; en het beginuur van de prestaties, hun einde en de rustpauzes in geval van prestaties uitgevoerd buiten de deeltijdse werkroosters. Dit document moet bovendien door de betrokken werknemer worden ondertekend.

Weerlegbaar vermoeden van voltijdse arbeid

Dit zijn twee weerlegbare vermoedens waarop de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ), de arbeidsinspectie en andere controle-instanties zich kunnen beroepen. De werkgever moet geen sociale bijdragen betalen op een voltijdse tewerkstelling wanneer hij kan aantonen dat de werknemer niet voltijds heeft gewerkt. Aan de eerste verplichting heeft de wetgever via de Programmawet (I) van 29 maart 2012 (zie BS 6 april 2012) niks verandert. Maar hetzelfde vermoeden van voltijdse tewerkstelling wordt nu wel ingevoerd voor de tweede publiciteitsverplichting als de werkgever de afwijkingen op het normaal geafficheerde deeltijdse uurrooster niet registreert.

In bepaalde sectoren gaan deeltijdse arbeid en zwartwerk immers hand in hand. Een werknemer wordt deeltijds aangeworven. De sociale bijdragen worden betaald op het deeltijds loon maar in de praktijk werkt de werknemer voltijds en ontvangt hij een deel van zijn loon in het zwart. Dit is moeilijk te controleren. Stel dat de inspectie een deeltijdse werknemer die normaal in de voormiddag moet werken, in de namiddag op de werkvloer aantreft. Die afwijking moet worden geregistreerd in een afwijkingsregister. Als een afwijking op het werkrooster niet volgens de regels is geregistreerd en de inspectie stelt vast dat een werknemer buiten zijn rooster werkt, zal die nu kunnen uitgaan van een vermoeden van voltijds werk. De sociale bijdragen zullen dan op basis van een (mogelijk fictieve) voltijdse tewerkstelling worden berekend. Het vermoeden van voltijdse arbeid geldt voortaan dus wanneer het werkrooster niet werd aangeplakt (afwezigheid van openbaarmaking) én wanneer de afwijkingen op het aangeplakte werkrooster niet zijn geregistreerd.

Sociaal Strafwetboek

Vergeet niet dat werkgevers die de verplichtingen inzake deeltijdse arbeid niet naleven, ook strafrechtelijk kunnen worden gesanctioneerd. Het tewerkstellen van een deeltijdse werknemer buiten het aangeplakte werkrooster zonder registratie van de afwijkingen wordt bestraft met een sanctie van niveau 3: een administratieve geldboete van 300 tot 3.000 euro of een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6.000 euro. Die sanctie kan worden verzwaard tot een sanctie van niveau 4 als de werkgever een eerdere waarschuwing negeert: een administratieve geldboete van 1.800 tot 18.000 euro of een strafrechtelijke geldboete van 3.600 tot 36.000 euro en/of een gevangenisstraf van 6 maanden tot 3 jaar. De geldboetes worden vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

afdrukken